G. Hendriks schreef op 9 augustus 2018 09:52:
[...]
Dank je voor de toelichting, AD. Even kijken of ik het nu goed begrijp (zonder de complexiteit van opties en andere derivaten erbij te betrekken).
Laten we ervan uitgaan, dat een partij 100 aandelen ‘leent’ (die volgens mij dan juridisch eigendom van die partij worden, maar dat terzijde). Deze partij verkoopt er vervolgens 55 en houdt er 45 vast. Omdat er een leveringsplicht voor die 55 aandelen bestaat aan de uitlenende partij, noemen we dat ‘short’. Die 45 aandelen vormen de ‘long’-positie. Het saldo tussen de twee is de netto shortpositie, in mijn voorbeeld dus 10%. Het ‘spelen’ gebeurt door telkens uit die 45 iets te verkopen of aandelen terug te kopen (‘coveren’), waardoor de verhouding tussen short en long wijzigt, de derhalve de hoogte van de netto shortpositie. Zowel bij een dalende koers als een stijgende koers is er, mits goed uitgevoerd, sprake van een verdienmodel. De bovengrens van dat model wordt gevormd door de terugkoopkosten om de geleende aandelen terug te geven aan de uitlener.